“De omgevingswet maakt transformatie lastiger”
Expert aan het woord: Arno Boon
Arno Boon geeft een rondleiding in de Turnhal in Ellecom, die in 1943 is gebouwd als turn- en exercitiehal voor SS’ers in opleiding. (Foto: BOEi / Jan van Dalen)
Het gaat moeilijk worden op de markt van transformatie van monumenten. Directeur Arno Boon van BOEi constateert diverse ontwikkelingen die transformeren steeds lastiger maken. Naast gestegen bouwkosten en rente en teruglopende subsidies is dat onder meer de nieuwe Omgevingswet, waarbij initiatiefnemers zelf moeten zorgen voor voldoende draagvlak, zonder bestuurlijke rugdekking.
BOEi heeft uit vorige jaren nog diverse projecten lopen, maar nieuwe investeringen worden heel lastig. “We investeerden de afgelopen jaren 15 tot 20 miljoen euro per jaar. In 2024 en 2025 gaan we naar 5 à 6 miljoen per jaar”, geeft Boon aan. BOEi houdt zich bezig met de transformatie van monumentale objecten, waarvan circa 20 procent naar woningen wordt getransformeerd en 80 procent naar andere bestemmingen. Het werk van BOEi is dus wat minder gevoelig voor de ontwikkelingen op de woningmarkt, “maar voor een deel van onze financiering zijn ook wij aangewezen op banken en de rente daarop is wel meer dan verdubbeld.”
Participatie
Wat Boon echter vooral als een van de oorzaken ziet, is een bestuurlijke angst en verlamming bij gemeenten, met name sinds de dualisering van bestuur in 2002. “De nieuwe Omgevingswet is de resultante daarvan. Voorheen ontwikkelden gemeenten Structuurvisies en dergelijke. Nu moeten initiatiefnemers zelf met omwonenden overleggen, terwijl ze geen rugdekking meer krijgen van het bestuur. Participatie wordt in chocoladeletters geschreven. Het belang van het individu weegt daarin wel erg zwaar. De omgeving heeft vaak moeite met verandering en vreest voor geluid en andere overlast. Die wil het vaak het liefst bij het oude laten.”
Volgens Arno Boon zou BOEi in veel gevallen zijn werk in een jaar kunnen doen, inclusief het huiswerk van onderzoeken naar bijvoorbeeld asbest, en het vinden van exploitanten. “In lastige gevallen zou het misschien twee jaar zijn. Maar door procedures en besluitvorming zijn we gemiddeld 6 tot 7 jaar bezig met een project. We zijn tot 5 jaar aan het praten voordat we met de uitvoering kunnen starten.”
Een oplossing voor deze ‘bestuurlijke verlamming’ is er niet direct. “Maar we kunnen inmiddels wel mooie projecten laten zien en aantonen welke betekenis herbestemming heeft. Daar kunnen we mensen enthousiast mee maken. Zo kunnen we ze meenemen in wat we voor elkaar hebben gekregen en het geloof daarin laten groeien. Daarmee zal ook de politieke wil gaan groeien.”
Nieuwe mensen nodig
Een andere uitdaging voor de sector is het tekort aan mensen. “Dan gaat het vaak over mensen in de uitvoering maar we hebben ook projectleiders en bouwkundigen nodig. In de hele herbestemmingssector zijn dat hooguit enkele honderden mensen, waarvan er 40 tot 50 bij BOEi werkzaam zijn, al dan niet in deeltijd. We zien dat mensen nu van de ene naar de andere organisatie gaan. Maar we hebben juist instroom van buitenaf nodig. Met traineeships proberen we daar nu zelf in te voorzien. Dat gaat om een enkele echt jongere, maar in de praktijk vooral toch om mensen van 35 tot 40 jaar. Die hebben dan al 15 jaar ervaring in de bouw of vastgoed, maar moeten nog heel veel leren om in de monumentensector te kunnen werken. Daar gaat alles toch net even anders. Meevaller is daarbij dan wel dat het nu in andere sectoren wat rustiger wordt, waardoor de belangstelling groeit. Maar ik schat in dat slechts 2 op de 100 mensen de juiste genen heeft om in deze sector te kunnen werken.”
Restauratiegelden
Wat BOEi ook merkt is dat de jaarlijkse pot voor incidentele subsidies vanuit de Rijksoverheid niet meer gevuld wordt. “De gebouwen waar wij ons op richten zijn vaak al 30 jaar lang niet meer onderhouden. Dan zijn de dakpannen toe aan vernieuwing, maar is er ook schade ontstaan aan de dakconstructie. Stalen ramen zijn aan grondige restauratie toe, net als het voegwerk. Dat zijn allemaal werkzaamheden uit de onrendabele top. Daar heb je dergelijke restauratiegelden echt voor nodig.”
“Dat incidentele geld hebben we ook nodig om de sector continuïteit te bieden. Anders gaan vakmensen uitstromen. Positief is dan wel dat er steeds meer gelden komen voor verduurzaming, maar dan moeten monumenten daar niet van worden uitgesloten zoals nu vaak gebeurt”, zo roept Boon de politiek op.