Waardeer het. Repareer het.
Foto: Joyce van Belkom
Gastcolumn van Joks Janssen over circulariteit en erfgoed.
Afval en erfgoed. Het lijken op het eerste gezicht twee diametraal tegengestelde begrippen. Waar afval geen waarde heeft, en dus wordt verwaarloosd, vernietigd of weggegooid, zien we erfgoed als waardevol. Daarom koesteren we het, poetsen het op en geven het door aan de volgende generatie. Afval is het domein van de vuilnisman, erfgoed dat van de conservator.
Waar de één spullen op de schroothoop gooit, maakt de ander ze onderdeel van een (museale) collectie. Deze ietwat schizofrene omgang met objecten die ons omringen, zit ingebakken in onze cultuur. We zijn geneigd ze ofwel te categoriseren als ‘vergankelijk' ofwel als ‘duurzaam’. Objecten die in de eerste categorie belanden, worden met de tijd minder waard en hebben een eindige levensduur. Objecten in de tweede categorie daarentegen nemen met de tijd juist in waarde toe en hebben (idealiter) een oneindige levensduur. Dat is in de gebouwde omgeving niet anders.
Worden gebouwen aangewezen als monument, dan zetten we alles op alles om ze zorgvuldig te onderhouden, restaureren en renoveren. Daarom gaan ze generaties, soms eeuwen, mee. Daarbuiten geldt een veel losser, en vaak minder zorgzaam, regime van sloop- en nieuwbouw. In dat regime kennen gebouwen een relatief korte levensduur en blijft veel onbruikbaar sloopafval achter. Is deze gespleten omgang met onze leefomgeving nog lang houdbaar? Ik denk het niet. Klimaatverandering dwingt ons anders om te gaan met de winning, het transport en het gebruik van grondstoffen.
We zullen circulair moeten leren denken en doen. Het streven van dit kabinet is een volledig circulaire economie in 2050. Dat betekent een optimaal (her)gebruik van grondstoffen, met de hoogste waarde voor de economie en de minste schade voor het milieu. In een volledig circulaire economie slopen we niet meer. We danken ook niets meer af maar lappen al onze gebouwen op en recyclen de materialen. In zo’n situatie verliezen de categorieën ‘afval’ en ‘erfgoed’ en daarmee verbonden noties van oud versus nieuw, tijdelijk versus duurzaam, hun traditionele betekenis. Als je met een circulaire bril naar de gebouwde omgeving kijkt, is alles in potentie van waarde.
In een circulaire wereld is ‘oud’ het materiaal voor ‘nieuw’ en vormt ‘afval’ de grondstof voor toekomstig ‘erfgoed’. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar is het niet. Juist in onze sector zijn we vertrouwd met objecten die na een fase van functieverlies en culturele verwaarlozing nieuwe betekenis kunnen krijgen. Denk aan de archeologische schatten uit de Romeinse tijd of de Middeleeuwen die we vandaag met trots tentoonstellen. Dat zijn spullen die ooit als afval in een beerput gegooid zijn, in de vergetelheid raakten en eeuwen later weer zijn opgegraven en gewaardeerd.
Ook bricolage, Do It Yourself, reparatie en hergebruik is de monumentenzorg niet vreemd. Sterker nog, herbestemming is een van de sleutelconcepten van onze sector. ‘Waardeer het. Repareer het.’— de recente campagneslogan van SIRE, had evengoed het motto van de moderne monumentenzorg kunnen zijn. Laten we in die geest het onderscheid tussen afval en erfgoed definitief tot het verleden van de lineaire economie verklaren.
Joks Janssen
Joks Janssen is als stedenbouwkundige altijd op zoek naar spannende combinaties tussen toen en toekomst. Hij was onder meer directeur van BrabantKennis en hoogleraar ruimtelijke planning en erfgoed aan Wageningen University. Momenteel werkt hij voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Janssen zal te zien (en horen) zijn op het hoofdpodium van MONUMENT.