Bel ons voor info 0294 - 74 50 70

Nieuws item

"Juist bij monumenten levert elk stapje veel op"

In gesprek met Thijs de Booij van De WarmteTransitieMakers


De gedachte dat monumenten lastig te verduurzamen zijn, kan er zo maar toe leiden dat er geen enkele actie ondernomen wordt. “Terwijl bij monumenten vaak een grote warmtevraag is. Daardoor levert juist alles wat je doet gelijk veel winst op, zelfs al zou het alleen maar kierdichting zijn”, zegt expert Thijs de Booij van De WamteTransitieMakers.

De WamteTransitieMakers (DWTM) houdt zich bezig met warmtetransitie van wijken, onder meer door technische analyses, het opstellen van concepten en het begeleiden van bewoners bij deze processen. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RCE werd het bedrijf gevraagd om te kijken naar de mogelijkheden van warmtetransitie in historische stadscentra. “Wat je ziet is dat die historische centra een lastiger deel van de stad zijn als het gaat om verduurzaming. Gemeenten weten niet zo goed wat ze daarmee kunnen. In hun warmteprogramma’s kiezen ze voor die historische centra dan ook vaak voor behoud van verwarming middels gas, wat dan op termijn groen gas of waterstof zou kunnen worden. Maar als je dat in al die plannen bij elkaar optelt, dan is de vraag straks groter dan wat er aan duurzaam gas beschikbaar is, zo liet het ministerie van EZG (nu KGG) vorig jaar weten. De RCE vroeg vervolgens ons om te onderzoeken of er andere oplossingen zijn.”

Ruimte

“In ons onderzoek delen we de gebieden op in clusters. Daarbij kijken we enerzijds naar de openbare ruimte, bijvoorbeeld hoeveel ruimte de straten bieden voor aanleg van nieuwe infra. Anderzijds kijken we naar de percelen. Is daar ruimte voor bijvoorbeeld buitenunits van warmtepompen? Als er én geen ruimte is voor aanleg van een warmtenet én geen ruimte is voor individuele oplossingen, dan is hernieuwbaar gas de beste oplossing. Maar ook dan is het belangrijk te besparen en hybride systemen in te zetten die geen buitenruimte vragen: ventilatiewarmtepompen en warmtepompen zonder buitenunit.”

Waar De Booij onder meer goede andere mogelijkheden ziet, is op plekken waar meerdere monumenten met een maatschappelijke eigenaar bij elkaar staan. “Denk aan een bibliotheek en gemeentehuis. Die kunnen samen een accelerator vormen voor de aanleg van een warmtenet, waarop vervolgens ook andere monumenten in de omgeving kunnen aansluiten. Een mooi voorbeeld van een warmtenet in een historische buurt is het aquathermie-systeem op het WG-terrein in Amsterdam, waarvan DWTM de ontwikkeling begeleidt.”

Redelijk vergelijkbaar

De indeling in clusters is uiteraard globaal. “Daarna moet je op pandniveau gaan kijken wat haalbaar is. Maar vaak ook zijn clusters redelijk vergelijkbaar. We hebben dit onder meer voor Maastricht gedaan. Dan kom je in clusters met redelijk uniforme woongebouwen, wat zich prima zou lenen voor aanleg van een warmtenet. We weten dat je zulke woningen niet maximaal kunt isoleren, maar als je kiest voor een warmtenet met middentemperatuur – of iets hoger – dan kun je de woningen daar heel goed mee verwarmen.”

Waarbij De Booij ook wil aantekenen dat er in veel monumenten wel degelijk een redelijke mate van isolatie mogelijk is. “In veel monumenten gaat het om de bescherming van de buitenkant, vooral de voorgevel. Je kunt dan wel van binnenuit isoleren. Daar zijn materialen voor die ook voldoende slank zijn. Voor de kozijnen biedt monumentenglas of vacuümglas vaak een goede oplossing. Kierdichting, wat weinig kost, is altijd een goede mogelijkheid.”

Niet wachten

Hij wil monumenteigenaren dan ook graag uitdagen om stappen te zetten, in zowel isolatie als installatie. “Vooral als het moment er is doordat je bijvoorbeeld toch de keuken gaat renoveren of de ketel moet vervangen, is het verstandig om stappen te zetten en te gaan isoleren of over te gaan naar een hybride installatie van cv-ketel met warmtepomp. Monumenten hebben veelal een grote warmtevraag. Elk stapje dat je zet, lever daardoor ook juist veel op. Als je nu iets kunt doen, zet dan die stap. Ga niet te veel wachten op de gemeentelijke plannen. Als je kijkt naar de ontwikkeling van warmtenetten, dan zie je dat dat vrij traag gaat. Dat kan zo maar 10 tot 15 jaar duren, zeker als er nu nog geen plan ligt. In die tijd kun je al heel veel energie besparen.”

Ga terug